We kunnen de duur van dit echte monnikenwerk gemakkelijk inschatten, want in twee van de vier delen staat de datum vermeld van hun voltooiing: 23 december 1449 in deel 3 en 1 juli 1450 in deel 4. De transcriptie van elk deel heeft dus zes maanden geduurd, wat wil zeggen dat op basis van 250 werkdagen per jaar, de scribent elke dag drie tot vier pagina’s heeft geschreven. Hij begon aan dit werk midden 1448, in het begin van de ambtsperiode van Nicaise de Frasne (1447–1461), een abt die nauwe banden had met de Bourgondische hertog Filips de Goede.
De vier delen van het Brevier van Geraardsbergen werden volledig met de hand gekopieerd, door een scribent of kopiist, een ambachtsman die gespecialiseerd was in het schrijven
Om een opdracht van een dergelijke omvang tot een goed einde te brengen, werd het werk vaak onder meerdere kopiisten verdeeld. Dat is hier echter niet het geval geweest. Het geschrift is duidelijk van slechts één hand. We kennen zelfs de naam van de persoon, want hij liet een handtekening na: Wilhelmus de Predio. Over zijn afkomst en vorming is niets bekend, maar we weten wel iets over hem, aangezien hij niet alleen het Brevier van Geraardsbergen signeerde.