Hand A van het Brevier van Geraardsbergen, Boom van Jesse, initiaal

(ms. F°/3/1, fol. 141r)

Miniaturisten

Wilhelmus de Predio transcribeerde de tekst van het Brevier in katernen, waarvan de meeste samengesteld zijn uit vier grote vellen van 34 bij 46 centimeter. Vouwt men die vier vellen in tweeën, dan ontstaat een katern van zestien pagina’s. De vellen zijn van perkament, dierenhuid die speciaal is behandeld om als drager voor geschriften te fungeren. De scribent vulde katern na katern met tekst op basis van een model dat hem ter beschikking werd gesteld. Zodra een of meerdere onderdelen afgewerkt waren, gingen de vellen naar de verluchters of miniaturisten – schilders gespecialiseerd in de decoratie en illustratie van boeken.

Een manuscript met de omvang van het Brevier van Geraardsbergen werd zelden door slechts één persoon verlucht. Het boek telt honderden letters die versierd moesten worden, tientallen marges en een groot aantal gehistorieerde taferelen, dat wil zeggen kleine schilderijtjes met personages.

Deze verschillende taken werden vaak uitbesteed aan gespecialiseerde vaklui: decorateurs voor de initialen (grote versierde letters) en de margeversieringen, en miniaturisten voor de gehistorieerde afbeeldingen. De werkzaamheden werden gesuperviseerd door een soort ‘werfleider’. Dat kon een scribent zijn of, in de grote productiecentra, een librariër. Het groot aantal medewerkers aan het Brevier valt ook te verklaren door de duur van het project. De scribent had immers twee jaar nodig om de vier delen te kopiëren.

Net als bij televisieseries die over meerdere seizoenen lopen, is het onvermijdelijk dat de casting evolueert. Sommige betrokkenen raakten ontmoedigd, hadden andere engagementen, of, wat ook gebeurde, overleden. Opdrachtgevers stelden hun ambities bij, naar beneden of naar boven. Dat was hier het geval. We kunnen vaststellen dat het team van medewerkers vanaf het derde volume veranderde, dus vanaf het begin van de tweede sectie van het Brevier. Volumes 1 en 2 met alle teksten voor de cyclus van Kerstmis tot Pinksteren vormen een geheel, en volumes 3 en 4 bevatten de officies vanaf tweede pinksterdag tot de advent. Voor deze twee secties werden duidelijk verschillende teams ingezet.

Omgeving van de Meester van Margaretha van Schorisse (Metsgroep), David in gebed, initiaal

(ms. F°/3/1, fol. 31r)

Omgeving van de Meester van Margaretha van Schorisse (Metsgroep), Gevecht tegen David en Goliath, detail van de marge

(ms. F°/3/1, fol. 31r)

Om in de wereld van de televisieseries te blijven, kunnen we stellen dat de eerste sectie een ‘pilootversie’ was, een episode die de toon zet. De opdrachtgevers wilden indruk maken en vertrouwden de eerste verluchte pagina, die meteen de aandacht trekt, toe aan een schilder met naam. Hij behoorde tot een al meerdere generaties actieve groep van Gentse verluchters, bekend onder de noodnaam ‘Meesters van Guillebert de Mets’, die geregeld voor de hertogen van Bourgondië werkten. Hij is een late vertegenwoordiger van die ‘Metsgroep’ en behoort tot de omgeving van de zogeheten Meester van Margaretha van Schorisse. Die is vernoemd naar een van diens opdrachtgevers, een abdis in Nijvel voor wie hij rond 1445 een schitterend gebedenboek verluchtte, vandaag bewaard in de KBR in Brussel.

Het groot aantal medewerkers aan het Brevier valt ook te verklaren door de duur van het project.

Zijn kunst is geworteld in de traditie en blijkt nauwelijks beïnvloed door het nieuwe realisme dat in dezelfde periode geïntroduceerd werd door schilders als Jan van Eyck of Rogier van der Weyden, de zogeheten Vlaamse Primitieven. In de grote initiaal waarmee de tekst van volume 1 begint, na de kalender, knielt koning David in gebed voor een altaar met retabel, een liturgisch meubel dat meestal in een kerk of kapel staat. De verluchter vond het echter niet nodig om de scène in een dergelijke omgeving te situeren. Het decor is abstract – een tegelvloer, een muurtje en een geruite achtergrond – en refereert nergens aan een reële ruimte. De marge is versierd met een hybride figuur, halfmens, halfdier, een bazuin spelende engel, een pauw en een voorstelling van de jonge David tegenover de geharnaste reus Goliath.

Hand A van het Brevier van Geraardsbergen, Acrobaat, detail van de ondermarge

(ms. F°/3/1, fol. 52v)

Dezelfde verluchter verzorgde nog een marge op een volgende pagina ( fol. 48v), maar in het midden van het zevende katern nam een collega het van hem over. Die was ongetwijfeld minder befaamd, maar wel veel doortastender. Tot vandaag is deze verluchter alleen maar bekend van zijn medewerking aan het Brevier van Geraardsbergen en hij kreeg daarom de noodnaam ‘Hand A van het Brevier’. Hij verzorgde de verluchting van de rest van volume 1 (achttien katernen) en ook van het hele volume 2. Hij schilderde tientallen marges in een heel eigen stijl, die hopelijk zal toelaten om zijn medewerking aan andere manuscripten te identificeren. Deze randversieringen zijn bevolkt met hybride wezens en dieren, plantenmotieven en, op een van de ondermarges, een mooie acrobaat die rondtolt op een acanthusblad. Hand A schilderde slechts een tiental gehistorieerde taferelen, en dat in een enigszins naïeve stijl. Zijn figuren zijn gedrongen en hebben poppengezichten. Het fraaist is zijn compositie van een boom van Jesse in het begin van het gebed voor de eerste zondag van de advent.

Vanaf volume 3 verandert alles. De tweede verluchtingscampagne is duidelijk ambitieuzer. De Meester van Gerard Brilis, een miniaturist die in het derde kwart van de vijftiende eeuw in Brussel en Gent actief was, voert hier de boventoon. We weten niets over zijn opleiding, maar de invloed die de Parijse verluchtingskunst op hem uitoefende zou kunnen wijzen op een Franse origine. In de jaren 1447–48 was hij werkzaam in de kringen van boekenmakers in dienst van Filips de Goede, hertog van Bourgondië, toen de vorst een van de meest prestigieuze bibliotheken van zijn tijd aan het opbouwen was.

De Meester van Gerard Brilis verleende zijn medewerking aan de verluchting van de bekende, vandaag in Wenen bewaarde Roman de Girart de Roussillon, een monument van de hertogelijke bibliotheek. Daarna voerde hij opdrachten uit voor belangrijke religieuze instellingen, zoals de benedictijner Abdij van Geraardsbergen of de kartuizerkloosters van Herne (bij Edingen) en Scheut (in Brussel). Hij werkte ook voor wereldlijke opdrachtgevers en illustreerde getijden- en gebedenboeken. Een van de opvallendste kenmerken van zijn composities is het gebruik van medaillons in de marge.Daarin schilderde hij episodes die het hoofdtafereel afgebeeld in een grote initiaal in de tekst zelf aanvullen.

Meester van Gerard Brilis, Scènes uit het leven van de heilige Martinus, detail met initiaal en medaillon

(ms. F°/3/4, fol. 140v)

Meester van Gerard Brilis, Aardbeien, detail van de marge

(ms. F°/3/4, fol. 91r)

Meester van Gerard Brilis, 'Uien', detail van de marge

(ms. F°/3/4, fol. 1r)

Zijn stereotiepe personages zijn meteen herkenbaar aan hun forse, rechte, buisvormige neus met een stipje rood op de tip, grote amandelvormige ogen en haar dat in het midden van het voorhoofd een punt vormt. Ook zijn margeversieringen zijn typisch en gemakkelijk herkenbaar aan de verfijnd met elkaar verstrengelde, veelkleurige, spitse acanthusbladeren, smakelijk uitziende aardbeien, vaak van onder naar boven als met een strijklicht beschenen, of grote vruchten in de vorm van gele uien, gevat in fijne bladeren, die de mooiste pagina’s van het manuscript verlevendigen.

Meester van het Brevier van Geraardsbergen (Metsgroep), Zittende Drievuldigheid (Genadestoel), initiaal

(ms. F°/3/3, fol. 141r)

In volume 3 werkte de Meester van Gerard Brilis samen met een andere verluchter van de Metsgroep, die we gewoonweg de Meester van het Brevier van Geraardsbergen noemen. Momenteel is slechts één ander manuscript van zijn hand bekend, een getijdenboek bewaard in een privécollectie, waarvan hij alle scènes met personages schilderde. In het Brevier is zijn rol veel bescheidener. Hij fungeerde als helpende hand van de Meester van Brilis en hij ontwierp slechts vier van de eenentwintig gehistorieerde initialen. In de katernen waar hij aan meewerkte, krioelt het echter van de margetekeningen die erg spontaan met de pen getekend zijn. Hun stijl en compositie zijn typisch voor zijn formele repertoire, wat doet vermoeden dat hij er de uitvoerder van was. Deze tekeningen getuigen van een gevoelige, maar trefzekere hand.

Voor volume 4 ging alweer een nieuw team aan de slag. De Meester van Brilis was opnieuw van de partij en demonstreerde hier al zijn talent. Hij schilderde het frontispice, een schitterende pagina helemaal gewijd aan de legende van Sint-Adrianus van Geraardsbergen. Dit bevestigt dat de kunstenaar een zeker prestige genoot, aangezien het frontispice van een verlucht manuscript vaak een artistiek ‘statement’ is. Het geeft meteen aan hoe luxueus het boek is en vestigt de aandacht op zijn verluchter. Deze pagina is ook bedoeld om de lezer te verrassen, wanneer die in de zware band van leer en hout rond het manuscript een dergelijke pracht ontdekt. Na deze uitbundige opening volgen nog negenentwintig andere gehistorieerde initialen van de hand van de Meester van Brilis, en op twaalf pagina’s ook nog eens medaillons in de marge.

Dit bevestigt dat de kunstenaar een zeker prestige genoot, aangezien het frontispice van een verlucht manuscript vaak een artistiek ‘statement’ is.

De rest van de verluchting – drie pagina’s – is uitgevoerd door een anonieme miniaturist, van wie dit tot nog toe de enige bekende productie is. In afwachting dat andere boeken aan hem kunnen worden toegeschreven, kreeg hij de noodnaam Hand B van het Brevier. Zijn stuntelige tekeningen worden verzwaard met een overdaad aan bladgoud en een schreeuwerig palet met een ongelukkige combinatie van blauw, oranje, groen en lichtroze.

Meester van Gerard Brilis, Presentatie van de relieken van de heilige Adrianus voor de poort van de Abdij van Geraardsbergen, initiaal

(ms. F°/3/4, fol. 1r)

Hand B van het Brevier van Geraardsbergen, Scènes uit het leven van de heilige Margaretha: Prefect Olibrius ontmoet de schapen hoedende Margaretha; Olibrius te paard, detail van de ondermarge

(ms. F°/3/4, fol. 45v)

Er hebben dus minstens vijf verluchters aan de decoratie van het Brevier gewerkt. Ze hebben allen een geprononceerde eigen stijl, die ze niet probeerden af te stemmen op die van de anderen om de vier delen van het manuscript visueel met elkaar te harmoniëren. Nochtans is er een gemene deler die hen verbindt: hun nauwe band met Gent. De twee schilders van de Metsgroep zijn immers uit deze stad afkomstig, en daar zijn ook meerdere opdrachtgevers van de Meester van Gerard Brilis gevestigd. We kunnen dus veronderstellen dat ook Hand A en Hand B, die duidelijk ondergeschikt waren aan de twee andere schilders, in die stad werkzaam waren.

Dominique Vanwijnsberghe

Bibliografie

D. Vanwijnsberghe, 'En parcourant les pages du Bréviaire de Grammont II: Une petite balade stylistique', in Revue bénédictine, 132, 2022, p. 219-240.