Meester van Gerard Brilis, David in gebed, initiaal

(ms. F°/3/3, fol. 25r)

Miniaturen

Het gebruik van een brevier vergt veel ervaring. Het is een complex boek dat toelaat om het urengebed (officie) te organiseren en er dagelijkse varianten in aan te brengen. Om zijn weg te vinden in de compacte tekst heeft de gebruiker dus een aantal visuele oriëntatiepunten nodig. Daarvoor zorgen de rubrieken (van ruber, Latijn voor rood, een soort titels in rode inkt geschreven), de marges en initialen.

Dat geldt ook voor de taferelen met personages waarin de lezer in één oogopslag kan aflezen welk feest ze illustreren: zo verwijst een kerststal naar het officie van Kerstmis, en Christus die verrijst uit het graf naar dat van Pasen. Bovendien vertelt de ornamentatie iets over de belangrijkheid van de feestdag. Hoe plechtiger een feest, hoe rijker de versieringen. Gehistorieerde initialen en margeversieringen dienen dan ook om in de tekst een hiërarchie aan te brengen. Ten slotte kunnen we stellen dat de verluchte woorden gehuld zijn in hun zondagskleren. De decoratie benadrukt de schoonheid van het geschreven woord en in het geval van het Brevier verwijst ze ook naar zijn sacrale inhoud.

Gehistorieerde initialen en margeversieringen dienen dan ook om in de tekst een hiërarchie aan te brengen.

Tussen de eerste en de tweede verluchtingscampagne is de manier waarop de teksten geïllustreerd zijn erg geëvolueerd. De eerste twee volumes bevatten weinig versieringen en de illustraties betreffen klassieke thema’s. Zo opent het eerste gebed van de advent met een boom van Jesse in een grote initiaal E. Onderaan links is een harp spelende koning David afgebeeld. Uit de tak waarop hij zit, groeit een twijg met daarop Maria en het Kind Jezus, twee van zijn afstammelingen. Dit genealogische beeld is een letterlijke illustratie van een tekst uit het officie, ontleend aan het boek van de profeet Jeremia: ‘De dag zal komen dat ik aan Davids stam een rechtmatige telg laat ontspruiten.’ De boom van Jesse is dus het perfecte motief om het begin aan te geven van de advent, een periode van vier weken voor Kerstmis, de dag waarop het Kind Jezus ter wereld komt.

Meester van Gerard Brilis, Scènes uit het leven van David, detail medaillon

(ms. F°/3/3, fol. 25r)

De twee volgende volumes, waarin de hand van de Meester van Gerard Brilis prominent aanwezig is, tellen aanzienlijk meer afbeeldingen. Terwijl volume 1 slechts vier pagina’s met miniaturen bevat, stijgt het aantal tot drieëndertig in volume 4. Ook het totale aantal afbeeldingen vergroot explosief, aangezien de verluchter op sommige pagina’s medaillons in de marge plaatste, die bijkomende episodes illustreren. In volume 3 is er zo slechts één pagina, in volume 4 zijn het er veertien.

De scènes zijn vaak ontleend aan de Bijbel. Zo begint het psalter, in volume 3, met een gehistorieerde initiaal met koning David, de veronderstelde auteur van de psalmen, die in gebed voor Jahweh knielt. In de marge illustreren medaillons andere opmerkelijke scènes uit zijn leven: zijn overwinning op de reus Goliath, wiens hoofd hij fier laat zien, zijn zege op de Filistijnen en een minder bekende episode, waarin drie dappere soldaten hem in volle oorlog water brengen uit een waterput in Bethlehem.

Een groot deel van de gebeden van het Brevier is gewijd aan heiligen, van wie de naamdagen in de loop van het jaar gevierd worden. Om hun leven te illustreren, inspireerde de miniaturist zich op de befaamde Gouden legende van de dominicaan Jacobus de Voragine, de populairste bundel heiligenlevens in de middeleeuwen. Een van de belangrijkste heiligen die in Geraardsbergen werd vereerd, was Benedictus van Nursia, de stichter van de benedictijnenorde. Hij kreeg een volledige prachtig verluchte pagina. In een kleine initiaal is hij te zien in het zwarte habijt van de orde (de benedictijnen worden ook de ‘zwarte monniken’ genoemd). Hij heeft een abtsstaf als attribuut en is verdiept in een boek, teken van zijn wijsheid.

Meester van Gerard Brilis, De heilige Benedictus in gebed, initiaal

(ms. F°/3/4, fol. 39r)

Meester van Gerard Brilis, Scènes uit het leven van de heilige Benedictus, detail medaillon

(ms. F°/3/4, fol. 39r)

In de marge zijn drie episodes uit zijn leven afgebeeld: zijn ontmoeting met een delegatie van de monniken van Vicovaro, die hem komen vragen om hun klooster te leiden, het mirakel van de vergiftigde beker, zijn doodsstrijd en overlijden. Het verhaal van de gifbeker is ongetwijfeld het meest pittoreske: wanneer de monniken van Vicovaro beseffen dat Benedictus onverzettelijk is op het vlak van discipline, besluiten ze hem te doden door gif in zijn wijn te mengen. Maar vooraleer hij drinkt, zegent de heilige abt zijn beker met een kruisteken – dat is de scène die hier is afgebeeld. De beker spat meteen in duizend stukken uiteen. Het mirakel is voorgesteld in een burgerlijk interieur, van het soort dat veelvuldig voorkomt in Vlaamse schilderijen uit de vijftiende eeuw.

Het vierde volume van het Brevier nodigt uit om ons te verdiepen in het ‘analogisch’ denken van de middeleeuwen, dat gebaseerd is op de associatie van vormen en ideeën. Op twee pagina’s in het bijzonder is een traditionele interpretatiemethode terug te vinden, het zogenaamde typologische symbolisme, dat in de middeleeuwen erg frequent werd gehanteerd.

Het principe is vrij eenvoudig. De middeleeuwse theologen beschouwden het Oude Testament (het gedeelte van de Bijbel dat voorafgaat aan de menswording van Christus) als de aankondiging van het Nieuwe Testament (het verhaal van het leven en de leer van Christus). Ze zochten dan naar overeenkomsten tussen de twee Testamenten, waarbij het Oude in zekere zin een prefiguratie was van het Nieuwe.

Zo opent het gebed voor het feest van de geboorte van de Heilige Maagd met een voorstelling van die geboorte. Die episode is echter in geen enkel van de vier evangelies van het Nieuwe Testament terug te vinden, maar wel in een niet-officieel of apocrief evangelie, het proto-evangelie van Jakobus, dat in de middeleeuwen erg populair was.

De marge ter hoogte van de initiaal bevat een medaillon met de profeet Bileam op een ezel, op het moment dat hij door een engel wordt tegengehouden. Wat is hier het verband met de geboorte van de Heilige Maagd? Om dat te snappen, moeten we teruggrijpen naar een profetie van Bileam in de Bijbel: ‘Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël.’ In de middeleeuwen werd dit visioen geïnterpreteerd als een aankondiging van de geboorte van Maria, die in de profetie als een ster en een scepter wordt aangeduid.

Vreemd genoeg heeft de verluchter de ster, die normaal bij de episode van Bileam hoort, weggelaten. De scepter – virga in het Latijn – werd door de theologen al heel vroeg geassocieerd met Virgo, de Maagd. Onderaan op de pagina staat nog een andere scène uit het Oude Testament afgebeeld, het visioen van Ezechiël. De slapende profeet ziet in een droom een gesloten deur waar niemand meer doorheen zal komen, ‘want de Heer, de God van Israël, is erdoor naar binnen gegaan’. Dit is de perfecte verbeelding van de maagdelijkheid van Maria, ‘poort van de hemel’, waar alleen de Heer is doorheen gegaan en die daarna meteen weer op slot ging.

Meester van Gerard Brilis, Geboorte van de Maagd Maria, initiaal

(ms. F°/3/4, fol. 91r)

Meester van Gerard Brilis, De heilige Adrianus aanbeden door de Geraardsbergse abt Nicaise de Frasne, initiaal, en Scènes uit het leven en martelaarschap van de heilige Adrianus, medaillon

(ms. F°/3/4, fol. 95v)

Twee pagina’s van het vierde volume zijn volledig gewijd aan het leven en de legende van de heilige Adrianus van Nicomedia, patroonheilige van de Abdij van Geraardsbergen. Het gebed van de passie van Adrianus opent met een mooie voorstelling van de heilige, aanbeden door abt Nicaise de Frasne. De heilige is voorgesteld als officier met wapenrusting en helm. In de ene hand houdt hij een zwaard en in de andere een aambeeld, dat herinnert aan zijn marteldood. Met zijn voeten vertrapt hij een leeuw, een van zijn traditionele attributen.

Twee pagina’s van het vierde volume zijn volledig gewijd aan het leven en de legende van de heilige Adrianus van Nicomedia, patroonheilige van de Abdij van Geraardsbergen.

De medaillons illustreren scènes uit de Gouden legende: Adrianus, officier van het keizerlijke leger, heeft partij gekozen voor een groep vervolgde christenen. Hij verschijnt samen met hen voor de keizer. In een tweede medaillon worden de martelaren gegeseld, Adrianus voorop. Deze twee scènes evoceren natuurlijk ook de passie bij uitstek, met name die van Christus. In het derde medaillon is een van de martelingen van Adrianus te zien: een soldaat hakt hem een hand af, die vroom wordt opgevangen door zijn echtgenote, de heilige Natalia.

De andere pagina was tot voor kort een raadsel. Ze opent het officie van de Adventus Adriani, de aankomst van de relieken van de heilige Adrianus in Geraardsbergen, en fungeert tevens als frontispice – de rijkelijk gedecoreerde eerste pagina – voor het vierde en laatste volume van het Brevier.

De marges bevatten vier medaillons, die de meest uitgebreide beeldencyclus van het manuscript vormen, wat getuigt van het belang dat de monniken van Geraardsbergen aan deze gebeurtenis hechtten. Deze episode komt echter niet voor in de Gouden legende en kon, tot vandaag, niet worden geïdentificeerd.
De oorsprong ervan is te zoeken in een weinig bekend verhaal over het leven, de marteling en de mirakels van Adrianus. Deze legende, die slechts een beperkte verspreiding kende, ontstond waarschijnlijk binnen de muren van de Abdij van Geraardsbergen zelf. Ze was opgetekend in twee oude manuscripten die in de zeventiende eeuw nog in de Sint-Adriaansabdij werden bewaard, maar die zoekgeraakt zijn. Gelukkig werd het verhaal in beeld gebracht in een Légende de saint Adrien, een schitterend manuscript gemaakt voor de Franse koning Lodewijk XI en vandaag bewaard in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen.

De gehistorieerde initiaal is een echte momentopname. Op de achtergrond worden de relieken van Adrianus gepresenteerd door een priester, een zekere Eubaldus, die ze probeert te verkopen aan de abdij. De heilige resten zitten in een kostbare tas die op een tafel ligt. De transactie verloopt in religieuze stilte, maar die wordt plots verstoord door een man met een uitzinnig gelaat. Hij komt aangestormd en schreeuwt luid dat de relieken slechts ‘de droge en onbruikbare botten’ van een man zijn. Links heeft een in een blauw gewaad geklede notabele de indringer aan de armen vastgegrepen en hij leidt hem krachtdadig weg. De godslasteraar wordt onmiddellijk gestraft. Door waanzin getroffen, sterft de man ter plekke. Maar hij is rijk en zijn familie slaagt erin om hem in de abdijkerk te laten begraven. Op het eerste medaillon, onderaan, is te zien wat er ’s nachts met hem gebeurt: duivels vernielen zijn graf en nemen zijn lichaam mee naar de hel.

Meester van Gerard Brilis, Presentatie van de relieken van de heilige Adrianus, initiaal

(ms. F°/3/4, fol. 1r)

De volgende ochtend moet Eubaldus zich erbij neerleggen dat de abdij arm is en dat ze de prijs die hij voor de relieken vraagt, niet kan betalen. Daarop vertrekt hij uit Geraardsbergen om zijn geluk in Brussel te gaan beproeven. Het wordt nacht en hij valt in slaap aan de kant van de weg. Dat zien we in het tweede medaillon. Groot is echter zijn verbazing wanneer hij wakker wordt en beseft dat hij na zo lang stappen zich op de Oudenberg bevindt, de heuvel uitkijkend over Geraardsbergen. Hij probeert om opnieuw naar Brussel te gaan, maar wordt blind, neemt de verkeerde weg en komt opnieuw aan op zijn vertrekpunt. Ten einde raad begrijpt Eubaldus dat de heilige hem op die manier duidelijk maakt dat dit de plaats is die hij voor zijn graf verkiest, en voor een kleine som verkoopt hij de relieken aan de monniken.

Die verrichten meteen wonderen. Om hun efficiëntie te bewijzen, bindt Snellardus, de eerste abt van Geraardsbergen, een bot van de heilige Adrianus aan de schouder van een kind en gooit hij het in het water. Zoals te zien is in het derde medaillon, blijft de peuter op wonderbaarlijke wijze op het water drijven in plaats van te verdrinken. Een ander wonder is nog merkwaardiger. In 1306 baart een zekere Helena David een ‘ronde homp vlees zonder menselijke vormen’. Ze haast zich met het monsterlijke creatuur naar het altaar van Adrianus. Op het vierde medaillon zien we haar samen met verwanten de heilige aanroepen. Hun gebed wordt aanhoord en de boreling verandert in een mooie jongensbaby, die de naam Adrianus krijgt. Volgens de legende leefde hij nog vijfenzeventig jaar en kreeg hij een zoon, die honderd werd en in 1423 overleed, amper een twintigtal jaar voor het Brevier tot stand kwam.

Hybridisch wezen dat triangel speelt

(ms. F°/3/3, fol. 9v)

Valkenier

(ms. F°/3/3, fol. 152v)

Twee mannen in een lijf-aan-lijfgevecht

(ms. F°/3/3, fol. 165v)

Tot slot willen we er de aandacht op vestigen dat het manuscript zijn reputatie ook te danken heeft aan de schitterende met pen getekende margeversieringen in de eerste drie volumes. Ze zijn het werk van verschillende makers. Een van hen zou de scribent kunnen zijn, een andere een van de verluchters, de Meester van het Brevier van Geraardsbergen. De motieven van deze tekeningen zijn heel divers: echte of fantasiedieren, hybridische wezens, scènes van de omgekeerde wereld – met zelfs tweemaal de figuur van Reinaert de vos – en menselijke figuren uit alle lagen van de bevolking, van herder tot monnik, over pelgrim, ridder en hoveling. Sommige tekeningen zijn geïnspireerd op Bijbelverhalen, andere ontleend aan de folklore of volksverhalen. Het is een waar genoegen om het Brevier te doorbladeren op zoek naar deze erg spontaan geschetste tekeningen. Ze duiken onverwacht op, zijn een amusante verrassing en zorgen voor een aangenaam moment van ontspanning.

Muzikant uitgespuwd door een vis, tekening geïnspireerd op het verhaal van Jona en de walvis

(ms. F°/3/3, fol. 23v)

Als monnik vermomde Reynaert de vos preekt voor dieren

(ms. F°/3/3, fol. 168v)

Als monnik vermomde Reynaert de Vos neemt de biecht af van een ezel

(ms. F°/3/3, fol. 201v)

Dominique Vanwijnsberghe

Bibliografie

D. Vanwijnsberghe, ‘En parcourant les pages du Bréviaire de Grammont. Une petite balade iconographique’, Revue bénédictine [Mélanges Daniel Misonne], 131, 2021, p. 91-115.